Zeebad Vlieland, kalm ontspannen in 1895

Burgemeester Veenhoven ontpopte zich als een voortvarend man. In een mum van tijd stelde hij een commissie samen waarin hij met de plaatselijke notabelen[1] het plan besprak om een nieuwe onderneming te vestigen op het eiland: Noordzeebad Vlieland.

Na Ameland en Schiermonnikoog leek nu ook Vlieland zover om het lokale zeewater iets commerciëler aan te bieden. Van de frisse lucht en het strand werd al genoten, maar gelegenheid tot baden moest nu ook worden geboden op bescheiden voet.[2]

Ansichtkaart met het uitzicht vanaf de vuurtoren op Vlieland, 1896.

(Rijksmuseum, Amsterdam)

Pijlsnel zetten ze de belangrijkste stappen: de gemeente pachtte een stuk van het Noorderstrand, een opzichter van Rijkswaterstaat ontwierp in zijn vrije tijd een houten strandpaviljoen en een paar timmermannen bouwden het.[3] Alles was nog tijdens het badseizoen van 1895 klaar voor gebruik. Na afloop van het seizoen richtten de 'aandeelhouders in de badzaak' – 27 inwoners van Vlieland – samen een naamloze vennootschap op om het badpaviljoen en het baden in zee te exploiteren: Zeebad Vlieland. Onder de comparanten bevond zich ook Eeuwe Meijer.[4]

De nv spande zich in om het zeebad onder de aandacht te brengen en bracht zelfs een speciale kaart uit die moest aantonen dat het allemaal best meeviel met die ingewikkelde reis naar Vlieland en de vermeende ongemakken ervan. De kalme ontspanning en de mogelijkheid je ‘te onttrekken aan de drukte van het leven’ waren aantrekkelijke kanten van een verblijf op Vlieland, ofwel: de voordelen van de toch behoorlijk onpraktische afgelegen ligging.[5]

De prille ontwikkelingen op het verre eiland vielen samen met de spectaculaire Wereldtentoonstelling voor het Hôtel- en Reiswezen in Amsterdam in 1895. Reizen en toerisme waren een verschijnsel van de tijd, zoveel was duidelijk.[6]

Spelende badgasten op het strand van Vlieland, 1901.

(Rijksmuseum, Amsterdam)

Een heus hotel
Aangestoken door alle ontwikkelingen zetten Eeuwe en Alida een ferme stap: ze maakten van hun logement een heus hotel. Eind 1895 begon de verbouwing waardoor ze promoveerden van uitbaters van acht bescheiden kamertjes naar eigenaars van een hotel met ‘16 kamers, ingericht naar de eischen des tijds’.[7] Deze verdubbeling realiseerden ze door een verdieping bovenop hun logement te bouwen. In juni 1896 was de bouw bijna afgerond, naar tevredenheid van een anonieme Vlielandse schrijver in het Dagblad van Friesland:

‘Het is een keurig net gebouw, drie verdiepingen hoog. Beneden vindt men de koffiekamer, dat een flinke ruime zaal is geworden, en daarachter is een bovenkamer, die tot eetzaal kan worden ingericht. Van de koffiekamer door een gang gescheiden, vindt men aan de westelijke zijde van het gebouw nog een logeerkamer, welke meestal in gebruik wordt genomen door heeren aannemers. Hierachter is het woonhuis van den eigenaar gelegen. Op de tweede en bovenverdieping zijn vele slaap- en zitkamers voor de logeergasten gemaakt. Men heeft op de bovenétage aan de voorzijde een prachtig vergezicht op Harlingen en de Zuiderzee.’[8]

Het hotel van Eeuwe en Alida na verbouwing.

(Collectie Dirk Bruin)

***

Dit fragment komt uit mijn boek Logeren. Bij Badhotel Bruin sinds 1874. 

Logeren is verkrijgbaar bij Badhotel Bruin op Vlieland.

Lees hier verder over het project en het onderzoek naar de geschiedenis van dit familiebedrijf.

Noten
[1] De directeur van de zeevaartschool, enkele raadsleden, de loodscommissaris, de dokter, het hoofd van de school en twee leraren. Algemeen Handelsblad, 30-04-1895.

[2] O.a. Algemeen Handelsblad, 30-04-1895; Marlies ter Beek 2012,  9-28.

[3] Dagblad van Friesland, 10-7-1895.

[4] H.K. Stolk 2005,  10-13. De initiatiefnemers waren Vlielands, de lijst aandeelhouders illustreert wie er buiten het eiland op dat moment toekomst in het toerisme op Vlieland zag. Niet verwonderlijk dat reder Adriaan David Zur Mühlen uit Amsterdam de meeste (50) aandelen kocht. Ibidem, 225.

[5] W.H. Nederhoed, ‘Naar Vlieland’, Leeuwarder Courant, 08-08-1895.

[6] De tentoonstelling van mei tot november was een ‘uitgekiende mix van op de toekomst (toerisme, horecatechnologie) en het verleden (regionale folklore) gerichte attracties’. Arthur van Schendel 2010,  482.

[7] Advertentie van Meijer in Leeuwarder courant, 06-08-1896. Het hotel was verbouwd en vergroot bij de opening van het badseizoen op 24 mei 1896. Algemeen Handelsblad, 26-05-1896.

[8] Dagblad van Friesland, 05-06-1896.

Bibliografie
Marlies ter Beek. ‘Overkonters, seumerfeugels en fraimd schyt. De historische ontwikkeling van het toerisme op de Nederlandse Waddeneilanden in relatie tot de identiteit van het gebied, 1850-1990.’ Masterscriptie, Rijksuniversiteit Groningen, 2012.

Arthur van Schendel. Drie Hollandse romans. Redactie W. Smulders, H. Anten, J.van der Wiel. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2010.

H.K. Stolk. Zeebad Vlieland. Het begin van het toerisme op Vlieland. Benningbroek: Pirola, 2005.


Iedere maand een stuk bedrijfsgeschiedenis?